De leringen van Jezus Christus

Jezus Christus leerde ons in zijn tijd op aarde heel veel, en het belangrijkste was naastenliefde.

De zaligsprekingen waren een belangrijk onderdeel van de Bergrede. Daar staat de kern van de leringen van Jezus in, waardoor al zijn discipelen weten hoe zij kunnen leven zoals Hij.

De zaligsprekingen

Zalig zijn de armen van geest

Jezus leert ons dat het hemelse koninkrijk bestemd is voor hen die zich verootmoedigen.

Mattheüs 5:3

Zalig zijn de zachtmoedigen

Mensen die onderwijsbaar, geduldig, lankmoedig en dergelijke zijn, wordt beloofd dat zij ‘de aarde [zullen] beërven’.

Mattheüs 5:5

Zalig zijn de barmhartigen

Jezus heeft gezegd: ‘Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is’, wat betekent dat wie barmhartig is, ook barmhartig behandeld zal worden.

Mattheüs 5:7

Zalig zijn de vredestichters

Jezus heeft gezegd dat zij die vrede stichten ‘Gods kinderen genoemd [zullen] worden’.

Mattheüs 5:9

Zalig zijn zij die treuren

Jezus heeft beloofd dat zij die treuren en zich tot Hem wenden, de troost zullen krijgen die zij verlangen.

Mattheüs 5:4

Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid

Zij die naar gerechtigheid streven, krijgen de belofte dat zij vanwege hun getrouwe verlangen verzadigd zullen worden.

Mattheüs 5:6

Zalig zijn de reinen van hart

Zij die ernaar streven om in hart en ziel goed te zijn, zullen volgens Jezus ‘God zien’.

Mattheüs 5:8

Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid

Jezus zegt over mensen die worden vervolgd omzet ze rechtschapen leven: ‘Van hen is het Koninkrijk der hemelen.’

Mattheüs 5:10

Jezus was de grootste leerkracht ooit. Hij gebruikte vaak gelijkenissen oftewel verhalen om ons belangrijke lessen te leren waar wij tegenwoordig nog veel aan kunnen hebben.

De leringen van Jezus

De arbeiders in de wijngaard

Jezus heeft gezegd dat alle goede mensen dezelfde beloning in de hemel zullen krijgen, ongeacht hoelang ze trouw zijn geweest (zie Mattheüs 20:1–16).

De onbarmhartige slaaf

‘Had ook u geen medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals ik ook medelijden met u had?’ (Mattheüs 18:33)

De barmhartige Samaritaan

Jezus Christus heeft gezegd dat we onze naaste moeten liefhebben. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan leert ons dat iedereen onze naaste kan zijn, zelfs vreemdelingen of vijanden (zie Lukas 10:25–37).

De verloren zoon

Eenieder die zich tot Christus wendt, zal zijn liefhebbende aanvaarding ontvangen, wat hij of zij ook heeft gedaan (zie Lukas 15:11–32).

Het verloren schaap

Als we ons verloren of eenzaam voelen en ons tot Jezus wenden, zal hij ons niet alleen terug verwelkomen, maar zich ook verblijden zoals de herder die zei: ‘Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was’ (Lukas 15:1–6).

Jezus verricht voortdurend wonderen, zelfs in deze tijd. De onderstaande wonderen werden tijdens zijn leven op aarde verricht. Ze inspireren ons om dichter tot Hem te komen.

De wonderen van Jezus

Hij liet de blinden zien

‘Toen raakte Hij hun ogen aan en zei: Het zal u gaan naar uw geloof. En hun ogen werden geopend en Jezus vermaande hen streng en zei: Kijk uit, niemand mag het te weten komen!’ (Mattheüs 9:27–31)

Hij reinigde melaatsen

‘En zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester, ontferm U over ons. En toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: Ga heen en toon uzelf aan de priesters. En het gebeurde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.’ (Lukas 17:12–19)

Hij genas de zieken en bezochten

‘En toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij Zich en zei tegen haar: Vrouw, u bent verlost van uw ziekte. En Hij legde de handen op haar en zij werd onmiddellijk weer opgericht en verheerlijkte God.’ (Lukas 13:11–17)

Hij wekte de doden op

‘Toen Hij nu de poort van de stad naderde, ziedaar, er werd een dode uitgedragen. Hij was de enige zoon van zijn moeder, en zij was weduwe […]. En toen de Here haar zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over haar, en zei Hij tegen haar: Huil niet. […] En Hij zei: Jongeman, Ik zeg u, sta op! En de dode ging overeind zitten’ (Lukas 7:12–15).

Hij maakte van water wijn

‘Jezus zei tegen hen: Vul de watervaten met water. […] En Hij zei tegen hen: Schep er nu niets uit en breng het naar de ceremoniemeester; en zij brachten het. Toen nu de ceremoniemeester het water geproefd had, dat wijn geworden was – hij wist niet waar de wijn vandaan kwam’ (Johannes 2:3–11).

Hij liep op water

‘In de vierde nachtwake kwam Jezus naar hen toe, lopend over de zee’ (Mattheüs 14:25).

Hij voedde duizenden met weinig eten

‘En toen Hij de vijf broden en twee vissen genomen had, keek hij op naar de hemel, zegende en brak de broden en gaf ze aan Zijn discipelen, opdat zij die aan hen zouden voorzetten, en de twee vissen verdeelde Hij onder allen. En zij aten allen en werden verzadigd’ (Markus 6:39–42).